Laatst bijgewerkt: 18 mei 2025
IUCN-status: Niet bedreigd (2019)
Nederlandse naam: Afrikaanse bladvis.
Wetenschappelijke naam: Polycentropsis abbreviata.
Synoniemen:
Oorsprong: Afrika.
Landen: Benin, Gabon, Nigeria en Kameroen.
Leefomgeving: Ze leven in hoofdzakelijk stilstaande poelen, moerassen, kreken en langzaam stromende rivieren. Ook komen ze veel voor in gebieden met ondergelopen vegetatie waar ze rond de oevers hiervan leven, daar houden ze zich schuil tussen het dichte groen en profiteren van de beschutting en veiligheid die deze omgeving biedt. Deze natuurlijke omgeving zorgt ervoor dat ze nauwelijks opvallen door hun uitstekende camouflage, waardoor ze perfect samensmelten met hun omgeving en niet opvallen.
Geslachtsonderscheid: Lastig te zien, alleen tijdens het paaien wordt het vrouwtje lichter van kleur.
Temperatuur: 26 - 31 graden Celsius.
pH: 5,5 tot 6,5.
GH: 1 tot 10.
Licht: Matig.
Beplanting: Deze vissen houden van een dichte beplanting, bij voorkeur met grootbladige soorten. Ook drijfplanten zijn nodig zodat de vissen zich veiliger voelen en de drijfplanten temperen het licht want ze houden niet van fel licht.
Bodembedekking: Houden van een donkere bodembedekking.
Stroming: Zeer weinig.
Leeftijd: Onbekend.
Lengte: 8 cm.
Voedsel: Levend voer zoals kleine insecten, muggenlarven en bijvoorbeeld kleine regenwormen. Droogvoer wordt niet geaccepteerd, ook diepvriesvoer zal niet door ze geworden opgegeten tenzij men het gelukt is om ze eraan te wennen.
Aquariummaat: 80 cm voor een paartje, voor een groepje 100 cm.
Waterlaag: Midden en boven.
Karakter: Mild-agressief.
Aantal: Paartje of groepje.
Geschikt voor: Ervaren aquariaan.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.
Tijd voor uitkomen eitjes: 48 tot 72 uur, afhankelijk van de temperatuur.
Bijzonderheden: Deze vissen kunnen van kleur veranderen zodat ze tussen de planten nauwelijks opvallen.
Kweekinfo: In aquaria nog maar zelden gelukt.
De vissen kunnen tot voortplanting worden aangezet door het aanbieden van een omgeving met dichte beplanting, wat kan ook moet worden aangevuld door het gebruik van veel drijfplanten. Dit zorgt voor een gevoel van veiligheid en stimuleert het natuurlijke gedrag van de vissen. De waterstand moet ideaal gezien variëren tussen de 10 en 15 cm om een geschikte omgeving te creëren voor de voortplanting. Daarnaast is het essentieel dat de temperatuur van het water niet onder de 25 °C zakt, omdat een lagere temperatuur de voortplanting kan belemmeren. Het wordt aangeraden om slechts één paartje in de kweekbak te plaatsen, zodat ze niet gestrest raken door de aanwezigheid van andere vissen. Het paartje moet daarbij voldoende en regelmatig worden gevoerd met levend voer om ze in optimale conditie te houden.
Het mannetje neemt vervolgens het initiatief door een schuimnest te maken. Soms maakt hij zelfs meerdere nesten tussen de drijfplanten, afhankelijk van hoe geschikt hij de omgeving vindt. In dit schuimnest worden ongeveer 100 eitjes gelegd. Na een periode van 48 tot 72 uur komen de eitjes uit, afhankelijk van de temperatuur en andere omgevingsfactoren. De jonge visjes moeten vervolgens uitsluitend worden gevoerd met zeer klein levend voer, zoals artemia-naupliën, omdat ze in deze fase nog geen groter voedsel kunnen eten. Zodra de eitjes zijn uitgekomen, is het belangrijk om de ouders direct te verwijderen uit de kweekbak, anders bestaat het risico dat de ouders de jongen opeten. Bovendien is de waterkwaliteit van cruciaal belang voor het welzijn van de jongen en mag deze absoluut niet verslechteren. De jonge visjes zijn namelijk extreem gevoelig voor veranderingen in de waterkwaliteit, wat betekent dat regelmatig onderhoud en controle noodzakelijk zijn.
Hoe nuttig vond je dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 03-03-2025)