© Foto: Arjan Neighbourfield

© Foto: Wim de Wit

© Foto: Wim de Wit

© Foto: Peter Swaager

IUCN-status: Niet bedreigd (2019)

Nederlandse naam: Blauwe vaandrager.

Wetenschappelijke naam: Fundulopanchax gardneri.

Synoniemen: Aphyosemion obuduense obuduense, Fundulus gardneri, Aphyosemion gardneri, Aphyosemion gardneri gardneri, Fundulopanchax gardneri gardneri, Haplochilus brucii, Aphyosemion brucii, Aphyosemion brucei, Aphyosemion nigerianum, Aphyosemion gardneri nigerianum, Fundulopanchax gardneri nigerianus, Aphyosemion gardneri obuduense, Aphyosemion obuduense, Aphyosemion nigerianum meridionale, Aphyosemion meridionale, Aphyosemion calliurum, Aphyosemion calliurum calliurum, Aphyosemion calliurum ahli, Aphyosemion gardneri clauseni.

Oorsprong: West-Cameroen en Oost-Nigeria.

Biotoop: West-Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: De vrouwtjes hebben vinnen zonder verlengde stralen. Verder hebben de vrouwtjes een grondkleur die bruinachtig groen met roestbruine pigmentvlekken is, zonder een opvallende tekening.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6 tot 7.

GH: 5 tot 7.

Licht: Matig.

Beplanting: Dichte beplanting maar zorg wel dat er voldoende zwemruimte over blijft. Drijfplanten worden ook op prijs gesteld en dan kan tevens de verlichting wat sterker.

Bodembedekking: Zand of grind.

Stroming: Zwak tot matig.

Leeftijd: 4 jaar.

Lengte: 4 tot 6 cm.

Voedsel: Droogvoer en diepvriesvoer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Semi agressief.

Aantal: Paartje.

Geschikt voor: Ervaren aquariaan.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 10 tot 14 dagen.

Bijzonderheden: Deze soort bestaat uit een groot aantal geografische subsoorten en kleur varianten, variërend van geel tot rood, groen en blauw.

Kweekinfo: Het kweken met de Blauwe vaandrager is redelijk eenvoudig.

 

De kweekbak moet niet al te klein zijn gezien de lange periode die de ouders daar moeten verblijven. Aan de inrichting van de kweekbak worden weinig eisen gesteld, een bodembedekking is niet nodig, wil men dat toch graag breng dan uitgekookte turfmolm aan. Voor het afzetten van de eitjes kan men "kweekkwasten (afzetmoppen)" aanbrengen. Een temperatuur van 23 graden Celsius en een pH van 6.8 is het beste voor de kweek. Ververs elke dag ongeveer 40 tot 60% van het water en geef de vissen een variëteit aan voedsel zoals vlokkenvoer, diepvriesvoer en levend voer.

 

Het paren kan enkele weken in beslag nemen. Haal na 3 weken het koppel uit de kweekbak en breng de temperatuur terug naar 18 graden Celsius en zorg dat de kweekbak donker staat.

 

De eitjes komen na 10 tot 14 dagen uit. Als de jongen gaan zwemmen kan men ze voeren met Artemia-naupliën, gezeefde Cyclops, Daphnia en grindalwormpjes.