© Foto: Erna Evers-Kel

© Foto: Carolien Nemec

© Foto: ShrimpMania-Soest

IUCN-status: Niet bedreigd (2019)

Nederlandse naam: Afrikaans blauwoogje.

Wetenschappelijke naam: Poropanchax normani.

Synoniemen: Aplocheilichthys normani, Micropanchax normani, Aplocheilichthys gambiensis, Haplochilichthys gambiensis, Micropanchax gambiensis, Micropanchax macrurus manni, Aplocheilichthys manni, Micropanchax manni, Poropanchax manni, Haplochilus macrurus, Haplochilus hutereaui, Haplochilus kingi.

Oorsprong: Afrika, ten zuiden van de Sahel.

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: De vrouwtjes hebben een minder brede buikvin dan de mannetjes. Ook is de buikvin bij de mannetjes langer.

Temperatuur: 22 - 25 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 3 tot 6.

Licht: Matig.

Beplanting: Dichte beplanting maar zorg wel dat er voldoende zwemruimte over blijft. Drijfplanten worden ook op prijs gesteld en dan kan tevens de verlichting wat sterker.

Bodembedekking: Zand of grind.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: 4 jaar.

Lengte: 4 cm.

Voedsel: Klein levend voer zoals artemia en watervlooien, fijn droogvoer wordt vaak ook wel geaccepteerd. Het is noodzakelijk om afwisselend te voeren om de visjes in goede (gezonde) conditie te houden.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Overal.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Schooltje van 7 of meer. Als het groepje te klein is kunnen sommige exemplaren dominant gedrag gaan vertonen. Ideaal is een grote school van 20 exemplaren of meer in een speciaal-aquarium.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, mits samengehouden met kleine en rustige soorten van ongeveer dezelfde lengte.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na een aantal dagen.

Bijzonderheden: Het aquarium dient van veel beplanting voorzien te zijn, vooral langs de randen zodat het midden vrij blijft als zwemruimte. Houdt men ze in een gezelschapsaquarium dan mogen de medebewoners niet (veel) groter zijn dan de Blauwoogjes zelf.

Kweekinfo: Het kweken met deze vissen is vrij eenvoudig.

 

De eitjes worden op de planten afgezet en als de bak groot genoeg is met voldoende schuilplaatsen, kunnen de jongen gewoon in de bak groot worden gebracht. Natuurlijk moeten dan de medebewoners ook niet al te groot zijn. Zijn de medebewoners niet te vertrouwen, verwijder dan de jongen en laat ze opgroeien in een aparte kweekbak.

 

Worden ze in een speciaal-aquarium gehouden dan hoeft men verder niets te doen, de volwassen vissen laten de jongen bijna altijd wel met rust.

 

De eitjes komen na een aantal dagen uit (afhankelijk van de temperatuur). Als de jongen vrij gaan rondzwemmen kunnen ze worden gevoerd met pantoffeldiertjes, artemia-naupliën of het fijnste stofvoer.