© Foto: Hans Harreveld

Naam: Blokvisje of Florida tandkarper.

Wetenschappelijke naam: Jordanella floridae.

Synoniemen: Cyprinodon floridae.

Oorsprong: Florida, Yucatan en Mexico.

Biotoop: Midden-Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is kleurrijker en groter dan het vrouwtje. Ook is bij het vrouwtje de zwarte vlek op de flank duidelijker zichtbaar dan bij het mannetje en heeft ze nog een zwarte vlek op de rugvin die bij het mannetje helemaal ontbreekt.

Temperatuur: 18 - 25 graden Celsius. Kunnen ook prima op kamertemperatuur worden gehouden want als het water te warm is kwijnen ze weg.

pH: 7 tot 7,5.

GH: 2 tot 20.

Licht: Veel.

Beplanting: Langs de randen en achtergrond moet het aquarium dicht beplant zijn maar zorg wel dat er voldoende zwemruimte over blijft. Drijfplanten worden ook op prijs gesteld.

Bodembedekking: Zand of grind.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: 2 jaar.

Lengte: 5 tot 6 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, klein levend voer, groenvoer maar als hoofdvoedsel zijn algen belangrijk (vooral draadalgen). Volwassen vissen willen ook nog wel eens zachte planten voor voedsel aanzien, zeker bij gebrek aan algen.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Overal.

Karakter: Semi agressief, vooral het mannetje in de paartijd.

Aantal: Schooltje van minimaal 6 stuks of een harem van 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.

Geschikt voor: Ervaren aquariaan.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Tijd voor uitkomen eitjes:

Bijzonderheden: Dit visje komt voor in zoet- en brakwater, echter niet in zoutwater. Het aquarium moet in het zonlicht staan en langs de randen en achtergrond dicht beplant zijn. Vooral het zonlicht is belangrijk zodat er algen ontstaan wat hun hoofdvoedsel is.

Kweekinfo: Het kweken met het Blokvisje is niet al te makkelijk.

 

Het water in de (kweek)bak dient zacht en zuur te zijn om een kweekpoging te laten lukken. Een temperatuur van 23 tot 25 graden Celsius is dan aanbevolen.

 

Om een partner te lokken, pronkt het mannetjes met zijn roodachtige vinnen. Na het afzetten van de eitjes, meestal tussen de planten of in een kuiltje, wordt het vrouwtje weggejaagd en kan deze beter verwijderd worden. Het mannetje heeft een vorm van broedzorg en bewaakt fanatiek het legsel. Nadat de jongen zijn uitgekomen is de broedzorg voorbij en moeten de jongen voor zichzelf zorgen.

 

Als de jongen gaan zwemmen kan men ze voeren met stofvoer en (draad)algen.