© Foto's: Ed Overmars

Naam: Neolamprologus similis.

Wetenschappelijke naam: Neolamprologus similis.

Synoniemen: Lamprologus similis.

Oorsprong: Afrika in het Tanganyika meer.

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Mannetjes worden groter dan de vrouwtjes.

Temperatuur: 24 - 27 graden Celsius.

pH: 7,5 tot 9.

GH: 11 tot 16.

Licht: Normaal.

Beplanting: Niet noodzakelijk.

Bodembedekking: Bij voorkeur een licht gekleurde zandbodem en het zijn fanatieke gravers. Verder de bak inrichten met veel slakkenhuizen want daar verblijven ze veel in.

Stroming: Matig tot hard.

Leeftijd: 7 jaar.

Lengte: Mannetje 4,5 cm en vrouwtje 3,5 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, maar vooral levend voer.

Aquariummaat: Vanaf 45 cm voor 1 paartje.

Waterlaag: Onder.

Karakter: Kunnen agressief zijn bij het verdedigen van hun slakkenhuis.

Aantal: 1 mannetje en 2 of 3 vrouwtjes of een meervoud hiervan.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 24 uur.

Bijzonderheden: Het aquarium moet zijn voorzien van veel slakkenhuizen (iedere vis moet er een aantal ter beschikking kunnen hebben) en een zandbodem of andere zachte bodembedekking, zodat ze hun favoriete slakkenhuis kunnen ingraven. Verspreid de slakkenhuizen door het hele aquarium want ze vormen een territorium rondom hun slakkenhuis wat ze fel zullen verdedigen, ook de vrouwtjes onderling. De slakkenhuizen worden gebruikt voor hun nest, maar ook bij gevaar om erin te schuilen.

Kweekinfo: Het kweken met de Slakkenhuis cichlide is redelijk eenvoudig.

 

Het vrouwtje zal een slakkenhuis gaan uitkiezen waar ze net inpast en deze meeslepen naar een bepaalde plek. In tegenstelling tot andere slakkenhuis cichliden graaft de Neolamprologus similis de schelp niet of nauwelijks in. Indien ze bereid is tot paren lokt ze het mannetje met trillende bewegingen naar haar slakkenhuis. Het vrouwtje zet diep in het slakkenhuis een rij van zo'n 20 tot 30 eitjes af. 

 

Tot het uitkomen van de eitjes wappert het vrouwtje met haar borstvinnen vers, zuurstofrijk water het slakkenhuisje in. Het mannetje verdedigd ondertussen het slakkenhuisje tegen rovers. Dat zal hij zéér fel doen, ook tegenover veel grotere vissoorten. De jongen kunnen na 6 tot 7 dagen zwemmen maar blijven nog wel dicht in de buurt van de schelp. Hoe ouder ze worden hoe verder ze bij de schelp vandaan gaan. Meestal worden ze na ongeveer 14 dagen door het vrouwtje uit de schelp gestuurd en moeten ze voor zichzelf gaan zorgen. Ze kunnen gevoerd worden met verse artemia. Later kan men ze ook cyclops en watervlooien geven.