© Foto: Ryan Jordan

© Foto: Pavol Koman

© Foto: Arjan de Graaf

© Foto: Rachel O'Leary

Naam: Hooglandkarper.

Wetenschappelijke naam: Ameca splendens.

Synoniemen:

Oorsprong: Mexico.

Biotoop: Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik. Verder is het mannetje wat kleurrijker en kleiner dan het vrouwtje.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,9 tot 7,9.

GH: 5 tot 15.

Licht: Matig tot veel.

Beplanting: Dichte beplanting met wat drijfplanten.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: Vrouwtje 9 cm, mannetje 7 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, groenvoer en levend voer. Het hoofdvoedsel voor deze vissen zijn algen, dus bij gebrek aan alg dient met veel groenvoer te geven zoals groene groenten.

Aquariummaat: 100 cm.

Waterlaag: Boven het midden.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: 1 mannetje met 2 of 3 vrouwtjes of een meervoud daarvan.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Draagtijd: Ongeveer 55 tot 60 dagen.

Bijzonderheden: Als deze vissen in een groep worden gehouden kennen de mannetjes een rangorde zodat 1 mannetje de leiding zal hebben. Het gebeurt echter zelden dat daarbij gewonden vallen mits er 3 of meerdere mannetjes zijn. Zijn er maar 2 mannetjes in de groep dan zal 1 telkens lastig worden gevallen.

Kweekinfo: Het kweken met de Hooglandkarper is zéér makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.

 

Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen. Na de geboorte kunnen de jongen gelijk voor zichzelf zorgen. De draagtijd is behoorlijk lang, namelijk 55 tot 60 dagen. Er kunnen 5 tot 30 jongen geboren worden.

 

De Hooglandkarper is een echte levendbarende soort, dus geen eierlevendbarende soort zoals Zwaarddragers, Platy's, Guppy's en Molly's. Na de geboorte ziet men ook nog vaak een stukje navelstreng aan het jong vastzitten. Dat is volkomen normaal en verdwijnt vanzelf weer.

 

Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen maar zelf eten ze de jongen zelden op maar andere medebewoners doen dat natuurlijk wel. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het zwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en voor de zekerheid haar na de bevalling verwijderen.

 

Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer, fijngewreven droogvoer, Artemia en vooral met algen.