© Foto: Greetje Buijert - Nijdam

© Foto: Rik Dekker

© Foto: Greetje Buijert - Nijdam

© Foto: Andy Barbier

© Foto: Marieke Schreuder

Naam: Guppy, Guppie.

Wetenschappelijke naam: Poecilia reticulata.

Synoniemen: Acanthophacelus reticulatus, Girardinus reticulatus, Lebistes reticulatus, Poecilioides reticulatus, Haridichthys reticulatus, Pocilia reticulata, Poecilia reticulate, Poecilia reticulatus, Lebistes poecilioides, Lebistes poeciloides, Girardinus guppii, Acanthophacelus guppii, Heterandria guppyi.

Oorsprong: Zuid-Amerika.

Biotoop: Zuid-Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik. Verder is het mannetje kleurrijker en kleiner dan het vrouwtje.

Temperatuur: Niet lager dan 15 - 18 graden, optimaal is 23 - 25 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 10 tot 25.

Licht: Matig tot veel.

Beplanting: Dichte beplanting met wat drijfplanten maar zorg ook voor voldoende open zwemruimte.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig tot normaal.

Leeftijd: Vrouwtjes maximaal 5 jaar, meestal 2 tot 3 jaar, mannetjes rond 1 jaar.

Lengte: Vrouwtje 6 cm, mannetje 4 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en levend voer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Overal.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: 1 mannetje met 3 vrouwtjes.

Geschikt voor: Beginners.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Draagtijd: 28 dagen.

Bijzonderheden: Beter niet samenhouden met Betta Splendens.

Kweekinfo: Het kweken met Guppen is zéér makkelijk en ze stellen aan het water verder geen eisen.

 

Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen, zogenaamde eierlevendbarende vissen. Na de geboorte kunnen de jongen gelijk voor zichzelf zorgen. Uit één paring kan het vrouwtje meerdere worpen krijgen van tussen de 10 en 70 jongen met een tussenpoos van ongeveer 28 dagen.

 

Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen en als ze de kans krijgen eten ze de eigen jongen gewoon op. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het hoogzwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en na de bevalling verwijderen. Net voor het werpen ziet men in het zwarte gedeelte van de buik puntjes zitten. Dat zijn de oogjes van de ongeboren jongen en duid erop dat ze binnenkort zullen worden geboren. Ook gaat het vrouwtje net voor de bevalling vaak op de bodem liggen.

 

Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer of fijngewreven droogvoer. Na ongeveer 3 maanden krijgen de jongen wat kleuren.