© Foto's: Ed Overmars

Naam: Dwergtandkarper.

Wetenschappelijke naam: Heterandria formosa.

Synoniemen:

Oorsprong: Zuid Carolina, Florida en de VS.

Biotoop: Noord-Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Mannetjes hebben een tot gonopodium (geslachtsorgaan) omgevormde vin onderaan de buik. Deze is in verhouding erg groot tot zijn lichaam en kan wel 5 mm tot 1 cm lang worden. Het geslachtsonderscheid is dan ook duidelijk te zien hierdoor, zelfs al op relatief jonge leeftijd. Ook is het mannetje kleiner dan het vrouwtje.

Temperatuur: 18 - 24 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 8 tot 12.

Licht: Matig tot veel.

Beplanting: Dichte randbeplanting met wat drijfplanten.

Bodembedekking: Zand of grind. Wat stukken (kien)hout, stenen of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Normaal.

Leeftijd: 5 jaar.

Lengte: Vrouwtje bijna 3 cm, mannetje 2 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en algjes.

Aquariummaat: 50 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Groepje van 5 of meer.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Draagtijd:

Bijzonderheden: Niet geschikt voor een gezelschapsaquarium vanwege zijn kleine afmeting. Hij zal snel voor voedsel worden aangezien door medebewoners.

Kweekinfo: Het kweken met de Dwergtandkarper is niet al te moeilijk, echter mag de temperatuur niet te hoog zijn, zo tussen de 21 en 23 graden Celsius en kan men de vissen beter met rust laten.

 

Het zijn levendbarende vissen die dus geen eitjes leggen maar gelijk levende jongen krijgen, zogenaamde eierlevendbarende vissen. De geboorte van de jongen verloopt echter anders dan bij de andere Levendbarende Tandkarpers. Er worden namelijk gedurende ongeveer 10 dagen 2 of 3 jongen per dag geboren die zéér klein en teer zijn. Totaal kunnen er zo'n 10 tot 30 jongen geboren worden.

 

Geen van beide ouders zal voor de jongen zorgen en als ze de kans krijgen eten ze de eigen jongen gewoon op. Wil men dus graag zoveel mogelijk jongen overhouden dan kan men het zwangere vrouwtje beter apart in een kweekbakje zetten en na de bevalling verwijderen.

 

Men kan ook rustig de natuur zijn gang laten gaan, zorg dan dat er voldoende planten en drijfplanten zijn waar de jongen zich tussen kunnen verstoppen. De sterksten blijven dan over en zullen uitgroeien tot volwassenen. De jongen kan men grootbrengen met stofvoer of fijngewreven droogvoer.