© Foto: Gea Bjorn van der Linden

© Foto: Chella de Vries - Olijve

© Foto: Iris Nijenboer

© Foto: Patrick Uijttenboogaard

© Foto: Corinda De Herdt

© Foto: Petra De Neve

Naam: Dwerggoerami.

Wetenschappelijke naam: Trichogaster lalius.

Synoniemen: Trichopodus lalius, Colisa lalius, Polyacanthus lalius, Colisa lalia, Colisha lalius, Colisa unicolor.

Oorsprong: Zuid-Azië.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: Het mannetje is veel kleurrijker dan het vrouwtje. Bovendien loopt de rugvin van het mannetje uit in een punt en bij het vrouwtje is deze rond.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 6,5 tot 7,5.

GH: 5 tot 16.

Licht: Matig.

Beplanting: Dichte randbeplanting en wat drijfplanten.

Bodembedekking: Zand of grind en bij voorkeur in een donkere kleur. Stukken (kien)hout, rotsen en/of takken worden zeker op prijs gesteld.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: 4 jaar.

Lengte: 4 tot 6 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer.

Aquariummaat: 80 cm.

Waterlaag: Boven het midden.

Karakter: Zeer vreedzaam.

Aantal: Paartje.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na ongeveer 24 uur.

Bijzonderheden: Van de Dwerggoerami zijn inmiddels diverse kweek/kleurvariëteiten. Helaas is dit de soort niet ten goede gekomen en zijn dergelijke vissen erg zwak wat gezondheid betreft. Het mannetje van de Dwerggoerami is echter een prachtige verschijning.

Kweekinfo: De kweek van de Dwerggoerami is redelijk eenvoudig.

 

Voor een succesvolle kweek gebruikt men een aparte kweekbak. De kweekbak dient met een laag water van ongeveer 12 á 15 centimeter te worden gevuld en er mag geen stroming zijn. Voorzie de kweekbak van een aantal drijfplanten of door planten waarvan de bladeren op het wateroppervlak drijven. Deze planten helpen om het schuimnest op zijn plaats te houden. Nadat het koppel in de kweekbak is geplaatst verhoogd men langzaam de temperatuur tot 26-28 graden Celsius.

 

Het mannetje zal een schuimnest gaan bouwen. Na de balts gaan de goerami's over tot de ei afzetting, het mannetje zal de bevruchte eitjes in het nest spuwen. Een nest kan wel 500 eitjes bevatten. Na het afzetten van de eitjes moet het vrouwtje worden verwijderd anders zal het mannetje haar constant verjagen of zelfs doden.

 

Het mannetje zal voor het nest zorgen en het bewaken. Eitjes die naar beneden zinken zullen door het mannetje in de bek worden opgepakt en terug worden gespuwd in het nest. Dat is tevens de reden dat er maar 12 á 15 cm water in de kweekbak moet zitten. Zo hoeft het mannetje niet te veel afstand af te leggen om de gezonken eitjes weer terug naar het nest te brengen.

 

De jongen komen na ongeveer 24 uur tevoorschijn en gaan na 3 tot 4 dagen zwemmen en dan kunnen ze worden gevoerd met vloeibaar voedsel, later kan men ze Artemia-naupliën en stofvoer geven. Het mannetje dient nu ook uit de kweekbak te worden gehaald.