© Foto's: Ed Overmars

Naam: Noordelijke forelgrondel.

Wetenschappelijke naam: Mogurnda mogurnda.

Synoniemen: Eleotris mogurnda.

Oorsprong: Australië en Papoea-Nieuw-Guinea.

Biotoop: Australisch.

Geslachtsonderscheid: Moeilijk zichtbaar maar volwassen mannetjes zijn wat kleiner dan de vrouwtjes en ze krijgen later een typische bultkop.

Temperatuur: 24 - 26 graden Celsius.

pH: 6 tot 8.

GH: Tot 20.

Licht: Matig.

Beplanting: Normale beplanting.

Bodembedekking: Zand en zorg ook voor veel schuilplaatsen in de vorm van stenen en hout.

Stroming: Zwak.

Leeftijd: 

Lengte: Tot 17 cm, in aquaria blijven ze echter beduidend kleiner, meestal rond de 10 cm.

Voedsel: Diepvriesvoer en levend voer, vaak accepteren ze ook wel droogvoer. Plantaardig materiaal eten ze absoluut niet.

Aquariummaat: 120 cm.

Waterlaag: Hoofdzakelijk onder het midden, deze soort leeft echter niet alleen op de bodem. Je kan ze overal tegenkomen want hun territorium loopt van de bodem tot de oppervlakte.

Karakter: Redelijk rustig maar het is wel een territoriumvormer en men moet ze niet samen houden met soorten met lange vinnen, schuwe soorten en/of kleine soorten.

Aantal: Groepje.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, ze kunnen vooral prima samen leven met grote regenboogvissen, grotere barbeel en danio soorten, en ook groter tetra soorten en Corydoras. Echter nooit samen houden met soorten met lange vinnen of schuwe (tere) kleine soorten.

Tijd voor uitkomen eitjes: 5 tot 7 dagen.

Bijzonderheden: Zorg dat er in het aquarium veel schuilplaatsen zijn in de vorm van grotten, ook potten van aardewerk zijn prima geschikt. Plaats de schuilplaatsen wat onordelijk in het aquarium zodat de grondels elkaar niet de hele tijd kunnen zien.

Kweekinfo: Niet al te moeilijk.

 

Na de paring worden de eitjes afgezet op stenen, planten etc. Het mannetje bewaakt en zorgt voor de eitjes totdat ze na 5 tot 7 dagen uitkomen, Dan zit de broedzorg er voor het mannetje op. Men kan hem dan het beste verwijderen als men jongen over wilt houden, of natuurlijk de jongen eruit proberen te halen.

 

Als de dooierzak op is kan men ze gaan voeren met pekelkreeftjes (Artemia).