Laatst bijgewerkt: 5 juni 2025
IUCN-status: Niet bedreigd (2018)
Nederlandse naam: Otopharynx tetraspilus.
Wetenschappelijke naam: Otopharynx tetraspilus.
Synoniemen: Haplochromis tetraspilus, Cyrtocara tetraspilus.
Oorsprong: Afrika (Malawimeer).
Landen: Malawi en Mozambique (het zuidelijke deel van het Malawimeer).
Leefomgeving: Hij komt alleen in het zuidelijke uiteinde van het Malawimeer voor en leeft daar in begroeide ondiepe baaien.
Geslachtsonderscheid: Mannetjes worden groter dan de vrouwtjes en zijn kleurrijker.
Temperatuur: 23 - 28 graden Celsius.
pH: 7,5 tot 8,5.
GH: 8 tot 15.
Licht: Normaal.
Beplanting: Dichte beplanting.
Bodembedekking: Bij voorkeur een fijne zandbodem of fijn grind. Verder de bak inrichten met veel schuilplaatsen zoals stenen en grotten.
Stroming: Zwak tot matig.
Leeftijd: 10 jaar.
Lengte: Mannetjes tot 16 cm en vrouwtjes tot 14 cm.
Voedsel: In de natuur voeden ze zich met algen en kleine schaaldieren. In het aquarium is het belangrijk dat een groot deel van hun voeding uit groenvoer bestaat, zoals bijvoorbeeld spirulina. Dit kan worden aangevuld met diepvriesvoer of levend voer, zoals krill, artemia, garnalen en stukjes mossel. Daarnaast worden ook droogvoer en cichlidensticks doorgaans zonder problemen geaccepteerd.
Aquariummaat: 200 cm.
Waterlaag: Boven en midden.
Karakter: Mannetjes onderling mild agressief.
Aantal: 1 mannetje met 2 of 3 vrouwtjes of een meervoud hiervan.
Geschikt voor: Beginners.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.
Tijd voor uitspugen eitjes: 3 weken.
Bijzonderheden: Deze vissen kunnen het beste worden gehouden met andere rustige cichliden. Ze voelen zich het meest op hun gemak in een goed beplant aquarium met rotspartijen, waar ze zich kunnen verschuilen wanneer dat nodig is. Vanwege hun lengte hebben ze een ruim aquarium nodig; een bak van minimaal 200 cm wordt aanbevolen.
Kweekinfo: Het kweken met deze soort is vrij makkelijk.
Het mannetje maakt zorgvuldig een kuiltje in het zand en probeert het vrouwtje op een uitnodigende manier daar naartoe te lokken om te paren. Na het paren legt het vrouwtje de eitjes in het kuiltje en neemt ze onmiddellijk in haar bek. De bevruchting van de eitjes vindt plaats volgens de eivlekmethode, een unieke en doeltreffende voortplantingswijze. In totaal worden er gemiddeld zo'n 40 eitjes gelegd door het vrouwtje.
De jonge visjes worden na een incubatieperiode van ongeveer drie weken door het vrouwtje uitgespuugd, klaar om de wereld te verkennen. Zodra de jongen zijn uitgespuugd, kunnen ze meteen gevoerd worden met fijn gewreven vlokvoer en Artemia-naupliën, wat essentieel is voor hun groei en ontwikkeling.
Hoe nuttig vond je dit artikel?
Klik op een ster om jouw beoordeling achter te laten.
(Plaatsing star-rating 19-02-2025)