© Foto's: Henk Grundmeijer

Naam: Betta albimarginata.

Wetenschappelijke naam: Betta albimarginata.

Synoniemen: 

Oorsprong: Indonesië.

Biotoop: Aziatisch.

Geslachtsonderscheid: De vrouwtjes zijn fletser van kleur en missen de witte randen aan de vinnen. Verder hebben de mannetjes een bredere kop dan de vrouwtjes omdat hij eventuele eitjes in zijn bek uitbroedt.

Temperatuur: 22 - 24 graden Celsius.

pH: 4 tot 6,5.

GH: 5 tot 8.

Licht: Matig.

Beplanting: Dicht beplant aquarium.

Bodembedekking: Een donkere kleur zand- of grindbodem is het beste. Wat bladafval (gedroogde eiken of beuken bladeren) op de bodem en (kien)hout of takken worden zeker ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig.

Leeftijd: 3 jaar.

Lengte: 4 tot 5 cm.

Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer en vooral klein levend voer zoals Daphia, Artemia en Rode muggenlarven. Zorg er wel voor dat u niet overvoert, ze worden snel te dik.

Aquariummaat: Vanaf 45 cm.

Waterlaag: Midden en onder.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: Paartje of als en groepje.

Geschikt voor: Ervaren aquariaan.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Kan als de andere bewoners kleine en rustige soorten zijn, het is echter veel beter om ze in een speciaal aquarium te houden.

Tijd voor uitkomen eitjes: Ongeveer 15 tot 19 dagen (het is een muilbroeder).

Bijzonderheden: Deze Betta vereist schoon water en men zal dat zo moeten houden. Ververs daarom regelmatig het water (ongeveer een derde van het water elke 2 weken). Het water moet zacht en redelijk zuur zijn. Zorg ook dat er veel schuilplaatsen zijn d.m.v. grotten en planten.

 

Kweekinfo: Het kweken met deze soort is lastig maar wel te doen.

 

Voor de kweek heeft men zacht water nodig met een pH van 5,5 tot 6,5 en een temperatuur van 26 tot 28 graden Celsius.

 

Na de paring neem het vrouwtje alle eitjes in haar bek en spuugt ze vervolgens naar het mannetje toe. Daarna neemt het mannetje ze allemaal in zijn bek en hij broedt de eitjes uit. Het zal ongeveer 15 tot 19 dagen duren voordat de ongeveer 40 jongen uit de bek worden vrij gelaten. De jongen kunnen dan met artemia-naupliën en microwormen worden opgekweekt. Men kan het beste 2 tot 3 keer per dag kleine hoeveelheden aan de jongen voeren.