Naam: Drakenkopvis.
Wetenschappelijke naam: Gobioides broussonnetii.
Synoniemen: Gobioides broussonneti, Amblyopus broussonetii, Gobioides broussoneti, Cepola striata, Gobius brasiliensis, Amblyopus brasiliensis, Gobius oblongus, Cepola unicolor, Gobioides barreto, Amblyopus mexicanus, Cayennia guichenoti.
Oorsprong: Atlantische kust van Georgia (USA) tot Noord-Brazilië.
Biotoop: Zuid-Amerikaans.
Geslachtsonderscheid: Alleen te zien tijdens de paring. Het mannelijke geslachtsorgaan is dan dun en lang, die van het vrouwtje stomp, kort en gelig van kleur.
Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.
pH: 6,5 tot 8,5.
GH: 10 tot 25.
Licht: Matig.
Beplanting: Normaal.
Bodembedekking: Prefereert een dikke zanderige of modderige bodemlaag.
Stroming: Zwak tot matig.
Leeftijd: 10 jaar.
Lengte: 30 tot 40 cm. In de natuur rond de 60 cm.
Voedsel: Droogvoer, diepvriesvoer, groenvoer en levend voer.
Aquariummaat: 120 cm.
Waterlaag: Bodem.
Karakter: Vredelievend, kleine visjes kunnen wel voor voer worden aangezien. Hou ze samen met rustige, niet agressieve en niet al te grote vissoorten. Mannetjes onderling kunnen wel eens agressief zijn.
Aantal: Paartje of harem (1 mannetje en 3 vrouwtjes).
Geschikt voor: Ervaren aquariaan.
Geschikt voor gezelschapsaquarium: Kan, samen houden met rustige, niet agressieve en niet al te grote vissoorten.
Tijd voor uitkomen eitjes: Ongeveer 2 dagen.
Bijzonderheden: Van nature een brakwatervis die ook geregeld in zoutwater wordt gezien. Hij kan zich echter prima aanpassen naar zoetwater en is daarin ook al gekweekt. Vraag bij de aanschaf wel in wat voor water de vis heeft geleefd zodat u langzaamaan de vis kan laten wennen aan een andere watersoort. Deze vis is geen jager, komt er echter een jong visje in zijn bek terecht dan zal die wel worden opgegeten.
Kweekinfo: Voor de kweek heeft men een grote kweekbak nodig die moet zijn voorzien van veel schuilplaatsen. Het beste kan men er 1 mannetje en 3 vrouwtjes in plaatsen die men voor die tijd zeker een week geen eten heeft gegeven. Geef ze daarna alleen maar levend voer zoals rode muggenlarven en tubifex. Het mannetje zal in de schuilplaatsen ergens een nest maken, deze zal hij ook bewaken. Na ongeveer 2 dagen komen de eitjes uit, de jongen kunnen worden opgevoed met infuusdiertjes en groen water (eencellige algen). Na een maand kan men ze Artemia geven.