© Foto: Klaas-Jan Paauw

© Foto: Wieteke Gerhartl

Naam: Woestijngrondel.

Wetenschappelijke naam: Chlamydogobius eremius.

Synoniemen: Gobius eremius.

Oorsprong: Australië en Oceanië.

Biotoop: Australisch.

Geslachtsonderscheid: De vrouwtjes zijn iets kleiner en zijn minder mooi gekleurd dan de mannetjes.

Temperatuur: 10 - 32 graden Celsius.

pH: 7 tot 8.

GH: 9 tot 19.

Licht: Matig.

Beplanting: Normale beplanting met open stukken.

Bodembedekking: Fijn afgerond zand. Zorg ook voor veel schuilplaatsen in de vorm van stenen, grotten, hout en bijvoorbeeld (planten)potten waar ze in kunnen schuilen.

Stroming: Matig.

Leeftijd: 1 tot 2 jaar.

Lengte: 5 tot 6 cm.

Voedsel: Deze visjes zijn dol op garnalen tabletten, maar ook op diepvriesvoer en droogvoer.

Aquariummaat: 60 cm.

Waterlaag: Bodem.

Karakter: Zeer vreedzaam. Mannetjes onderling kunnen agressief zijn omdat ze een territorium vormen, dit loopt echter zelden verkeerd af.

Aantal: 1 mannetje met meerdere vrouwtjes.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Ja, mits samen gehouden met niet al te drukke en grote medebewoners.

Tijd voor uitkomen eitjes: 8 tot 14 dagen.

Bijzonderheden: Het aquarium dient te worden voorzien van een aantal grotten (schuilplaatsen) en op de bodem kan het beste zand worden gebruikt want ze "hoppen" over de bodem om zich te verplaatsen, echt zwemmen doen ze niet. Verder zijn het zeer sterke vissen die niet of nauwelijks last hebben van een plotselinge temperatuursverandering of een verandering van de watersamenstelling.

Kweekinfo: Het kweken van de Woestijngrondel is niet al te moeilijk.

 

Het mannetje zal een grot uitzoeken voor een nest, daarna zal hij een vrouwtje er naar toe lokken waar hij mee wil paren. Om de paring te stimuleren kan men het beste een tijd van te voren de vissen voeren met stukjes regenworm, bevroren artemia salina (pekelkreeftjes), levende daphnia en droogvoer. Als er een vrouwtje bereid is tot paren zal ze het mannetje de grot in volgen waar ze de eitjes tegen het plafond van de grot zal plakken. Dit kunnen zo'n 150 ovale eitjes zijn die aan een kort draadje aan het plafond hangen. De taak van het vrouwtje zit er nu op en het mannetje zal de eitjes bevruchten, verzorgen en de grot bewaken tegen indringers.

 

De larven komen na ongeveer 8 tot 14 dagen tevoorschijn, afhankelijk van de temperatuur. Indien men zoveel mogelijk jongen over wil houden kan men ze beter verwijderen want het mannetje zal niet twijfelen er een paar op te eten als hij de kans krijgt. Nog beter is om de steen met de eitjes na 6 dagen apart te zetten in een kweekbakje, deze hoeft niet al te groot te zijn, 15 liter is eerst wel voldoende. Als de jongen zijn uitgekomen zal men zien dat ze al behoorlijk groot zijn, ze kunnen dan ook al gelijk artemia-naupliën, azijnaaltjes en micro-aaltjes eten. Na een week kunnen ze ook al pekelkreeftjes eten. Bij voldoende voeding zijn ze na 6 tot 8 maanden zelfs al geslachtsrijp.