© Foto: Jos en Marlene Sentjens

© Foto: Bart De Neve

© Foto: Bart De Neve

© Foto: Eric Cruypelinck

Naam: Dolfijn cichlide.

Wetenschappelijke naam: Cyrtocara moorii.

Synoniemen: Halplochromis moorii. Cyrtocara moorei, Cyrtocara moori, Haplochromis moori.

Oorsprong: Afrika (Malawi Meer).

Biotoop: Afrikaans.

Geslachtsonderscheid: Volwassen mannetjes zijn groter en wat kleurrijker (vooral tijdens de paring) dan de vrouwtjes.

Temperatuur: 22 - 26 graden Celsius.

pH: 7,5 tot 8,5.

GH: 12 tot 16.

Licht: Normaal.

Beplanting: Niet nodig.

Bodembedekking: Bij voorkeur een zanderige bodem waar het mannetje zijn territorium graag op heeft. Verder de bak inrichten met stenen en grotten maar zorg wel voor veel zwemruimte.

Stroming: Matig tot hard.

Leeftijd: 10 jaar.

Lengte: Vrouwtjes tot 17 cm en mannetjes tot 22 cm.

Voedsel: Droogvoer, granulaat, diepvriesvoer en levend voer. Geef ze nooit rode muggen of tubifex. Dit kan leiden tot de ziekte Malawi Bloat.

Aquariummaat: 200 cm.

Waterlaag: Midden en onder.

Karakter: Vreedzaam.

Aantal: 1 mannetje met 3 vrouwtjes of in een groep.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Nee.

Tijd voor uitspugen eitjes: Na ongeveer 17 tot 18 dagen.

Bijzonderheden: De Dolfijn cichlide is een vreedzame soort, ook tegenover soortgenoten. Ze kunnen prima in een groep worden gehouden, er kunnen dan ook meerdere mannetjes met vrouwtjes bij elkaar gehouden worden. Zorg er echter wel voor dat er schuilplaatsen zijn gemaakt met stenen, dan kunnen de vrouwtjes zich eventueel terugtrekken als een mannetje te opdringerig wordt. Geef ze niet teveel eiwitrijk voedsel, vooral de mannetjes kunnen dan wel 30 cm groot worden en dat is teveel van het goede.

Kweekinfo: Het kweken met de Dolfijn cichlide is tamelijk eenvoudig.

 

Hoewel deze cichlide normaal geen territorium heeft kiest het mannetje tijdens de paring wel een plekje uit en zal dat verdedigen tegen andere vissen. Hij lokt het vrouwtje daar naar toe en dan begint de paring door om elkaar heen te draaien.

 

Het vrouwtje neemt de eitjes in haar muil om ze uit te broeden. Het nest bevat meestal tussen de 40 tot 80 eitjes. De uitgebroede jongen worden na ongeveer 17 tot 18 dagen uitgespuugd. Als er gevaar dreigt of als het nacht wordt worden de jongen weer in de bek genomen om ze te beschermen. De jongen kunnen worden gevoerd met fijn gewreven droogvoer en Artemia. Om de jongen goed te laten groeien is het belangrijk regelmatig water te verversen.


Als je hele nesten over wilt houden, is het beter om het vrouwtje na 2 weken broeden uit te vangen en apart te zetten. Vang haar niet eerder uit, je loopt dan kans dat ze de eieren te vroeg uit spuugt en niet meer opneemt. Ook dient het vrouwtje voorzichtig en met een groot net eruit te worden gehaald want ze wil de jongen nog wel eens te vroeg uitspugen tijdens het vangen. Na ongeveer 17 tot 18 dagen broeden spuugt ze de jongen uit, als het vrouwtje ze niet meer in de bek opneemt, bijvoorbeeld bij gevaar of in de nacht, kunnen de jongen voor zichzelf zorgen en kan de moeder verwijderd worden. De jongen kunnen direct gevoerd worden met fijn gewreven droogvoer en Artemia.