© Foto: Ton de Boer

© Foto: Maaike Pluis

© Foto: Maaike Pluis

Naam: Biotodoma cupido.

Wetenschappelijke naam: Biotodoma cupido.

Synoniemen: Geophagus cupido.

Oorsprong: Guyana, Rio Tapajos Santarém en het Amazonegebied.

Biotoop: Zuid-Amerikaans.

Geslachtsonderscheid: Pas te zien als ze wat ouder zijn. De mannetjes worden iets groter en krijgen verlengde vinstralen. Tevens hebben de mannetjes blauwe iriserende strepen die beginnen onder het oog en lopen tot aan de punt van de bek. Bij mannetjes schijnen deze strepen niet doorbroken zijn. Bij de vrouwtjes zijn deze strepen onderbroken en lijken zelfs meer op stippen.

Temperatuur: 24 - 28 graden Celsius.

pH: 5,7 tot 6,5.

GH: 8 tot 12.

Licht: Normaal.

Beplanting: Niet noodzakelijk maar ze worden wel met rust gelaten, als men planten plaatst veranker ze dan goed anders graaft de Biotodoma cupido ze uit de grond.

Bodembedekking: Gebruik fijn zand of  fijn afgerond grind want ze graven graag. Houtstronken en takken worden ook op prijs gesteld.

Stroming: Matig tot normaal.

Leeftijd: 12 jaar.

Lengte: 12 - 14 cm.

Voedsel: Droogvoer, groenvoer, diepvriesvoer en levend voer.

Aquariummaat: 140 cm.

Waterlaag: Onder het midden.

Karakter: Het zijn vrij rustige vissen maar hebben wel een territoriumdrift.

Aantal: Paartje of een groepje.

Geschikt voor: Beginners met enige ervaring.

Geschikt voor gezelschapsaquarium: Men kan ze het beste samenhouden met bijvoorbeeld Maanvissen, Discusvissen of andere rustige soorten.

Tijd voor uitkomen eitjes: Na 8 tot 10 dagen.

Bijzonderheden: In de natuur hebben deze vissen te maken met schommelende temperaturen. Als men ze altijd op een vaste temperatuur houdt zullen ze korter leven.

Tijdens de broedzorg of als ze schrikken (stress) kunnen ze donkerder van kleur worden (foto 3).

Kweekinfo: Het kweken met deze vis is niet al te moeilijk.

 

Wel dient men de juiste waterwaarden te hebben met een pH van 6 tot 6,5, een waterhardheid van 0 tot 4 dH en een temperatuur van 27 tot 29 C.

 

Het vrouwtje graaft een kuil in het substraat en legt daar de eitjes in, meestal rond de 100 stuks, maar soms meer. Het mannetje bewaakt het nest en het vrouwtje zorgt voor de eitjes. Als de jongen vrij gaan rondzwemmen, meestal na een dag of 10, kan men ze vloeibare voeding geven. Nog een week of twee later kan men ze Artemia-naupliën geven. De ouders blijven al die tijd voor hun jongen zorgen.